Midden-Kennemerland

Dode en niet-levende dingen

Grijs, bruin en stilte zijn over de tuin neergestreken. Planten zijn af­gestorven of in rust, de meeste dieren houden een winterslaap. Ik hou van de winter, maar hij duurt altijd te lang en nog voor het einde van januari kijk ik alweer uit naar de start van het tuinseizoen. Winter is zo rustig, alles oogt zo doods.

Over doods gesproken, het zijn nu juist de ‘dode’ elementen in de tuin die veel meer in het oog springen dan elders in het jaar. Dat zijn de niet-levende dingen, die niet dood zijn omdat ze niet geleefd hebben, zoals de stenen van de terrassen, van muurtjes en van huizen. Abiotisch, heet dat. Het meeste tuinhout zou ik er ook bijna onder scharen, want al is het hout wat natuurlijk afkomstig is van iets wat heeft geleefd, het is geïmpregneerd en/of gebeitst, en doet dus ongeveer net zo abiotisch aan. Het zijn ook de dode delen, dus die wel geleefd hebben. Dan denk ik aan een oude boomstam (nog staand met afstervende wortels in de grond of liggend), aan takkenrillen, dorre stengels, bladhopen en de composthoop. Allemaal op het eerste ge­zicht een dooie boel. Maar grappig genoeg, en vandaar de vergelijking met de winter, zit het juíst vol leven. Want ook al is het materiaal zelf dood, talloze bacteriën, schimmels, insecten, spinnen, zoogdieren en vogels leven erin en ervan, jaarrond. Dood hout is als een luxe hotel voor dieren, inclusief restaurant. Sommige soorten blijven maar kort, sommige zijn bijna vaste bewoner en nog veel meer komen alleen voor het diner. Bovendien kunnen het prachtige tuin-elementen zijn. Dode plantenresten, die in de winter mogen blijven staan, verzorgen weer andere dieren een bed & breakfast in de koudste tijd van het jaar. En ik hoef vast de composthoop en bladeren/takken­hoopjes niet te noemen, waar in deze tijd zo veel vogels op af komen om te zoeken naar beestjes.

Zelfs die abiotische elementen kunnen habitat verzorgen. Zo vormen de ongelijke holletjes in een stapelmuurtje of de kieren in een oude muur perfecte woonwijken voor wilde bijen. Maar in stedelijke gebieden zijn dit soort dingen steeds minder te vinden. Alles moet maar strak en afgesloten zijn. Daarom: een oude boomstam, een tak­kenril, een stapelmuurtje: daar doet u nog veel meer leven een plezier mee dan zo’n gekocht insectenhotel. En met een variatie daarvan al helemaal.

De eerste plukjes groen komen (hopelijk) al snel weer tevoorschijn.

Hier en daar bloeien misschien al de sneeuwklokjes. Laten we daarom de dode dingen niet vergeten maar waarderen, die ervoor zorgen dat alles straks weer tot leven komt.

Iris Veltman, Iris’ Garden Ecology

www.irisgardenecology.nl (lees ook eens mijn blog)