Afgelopen september liep ik met een groepje mede-Groei & Bloeiers door de duinen. We spraken (onder andere) over hoe je van een grasveld een moes- en bloementuin kunt maken. De moeilijkheid? Dit volgens de gedachte van permacultuur doen: met kleine stappen en zo min mogelijk (grond)verstoring, zoals de natuur het zou doen. Plotseling trok een stel kleine, gele bloemetjes in de bosrand mijn aandacht. ‘Kijk’, zei ik en wees de anderen erop. Je zou er gemakkelijk aan voorbij lopen, maar het plantje verdient aandacht, zeker als je het over gras bedwingen hebt. Want kleine ratelaar is, net als zijn broer grote ratelaar, een half-parasiet. Dat wil zeggen: hij boort zijn wortels in die van gras en steelt zijn voedsel. Zo verzwakt het gras en krijgen andere planten de kans zich te vestigen.
Toevallig werkte ik met mijn cursisten permacultuur de afgelopen maanden aan een soortgelijk projectje. Het betreffende stukje tuin leek inmiddels meer op een zee van kweekgras dan de kruidentuin die het eens was. Nu is kweekgras een extra lastige grasplant. Zijn dikke, witte wortels kunnen meters ver horizontaal door de grond kruipen en over de hele lengte nieuwe scheuten maken. Probeer je de plant uit te steken of te ploegen en laat je ook maar een stúkje wortel achter, dan groeit dit uit tot een nieuwe plant. Het is het veelkoppig monster onder de grassen. Afdekken met een dikke laag organisch materiaal (zoals karton, compost of bladeren), wat bij veel grasvelden werkt, slaat in het geval van kweekgras amper een deukje.
Dus hoe pakten we het aan? Normaal gaat men de hele grond doorspitten en zeven of grijpt naar een herbicide. Ik wilde een andere, minder ingrijpende en wat meer geduldige strategie laten zien. Want wat gebeurt er met een met rust gelaten grasveld? Na een paar jaar zie je vaste kruiden en misschien wat struikjes, maar ook steeds minder gras. Dát zocht ik. Het doel was dan ook niet om het hele tuintje direct grasvrij maken. We wilden de biodiversiteit vergroten, voor zowel dieren als de keuken, door net als de natuur ‘kieren’ in het grastapijt te maken en die steeds groter laten groeien. Dit deden we door verschillende soorten planten tussen het kweekgras te zetten.
De eerste groep: diepe wortelaars. Omdat (kweek)gras zo oppervlakkig wortelt, krijgen andere oppervlakkige wortelaars amper de kans. Maar een plant met penwortel zit zo’n tapijt niet in de weg. In de natuur zie je ook afwisseling tussen oppervlakkige en diepe wortelaars. Dus hebben we allerlei diepwortelende planten aangeplant, zoals Roomse kervel, mierikswortel, wilde cichorei, valeriaan en teunisbloem. De tweede groep: sterke planten, zoals wilgenroosje, adderwortel en kruipklokje. En ja, deze kunnen zelf ook aardig landveroveren. In dit geval is dat de bedoeling. Doordat ze zich uitspreiden maken ze de gaten in het kweekgras groter. En groeien ze te sterk, dan eet je ze simpelweg niet vaak genoeg. Tot slot een oude bekende: kleine ratelaar. Want dat mooie plantje mag toch niet ontbreken als je bloemrijke gaten in een grasveld wilt maken?
Iris Veltman
Iris’ Garden Ecology
www.irisgardenecology.nl (lees ook mijn eens blog)